vooraf
---
Ausweis bitte
---
Monumentenzorgen
---
Mag ik van de Stadskrant...
---
De Montage
---
recensies
---
Looise in Stills
---
Niks te zien in muZIEum
1 reacties
---
verder
---
Column
[Intrigant]

---
Nijmeegse Zaken
---
Lokaal verhaal
[De Hypotheek]

---
cartoon
---
Keizer Karelplein
---
[ meest gelezen ]
---
Artikel:
Een brug te veel
Editie: november 2004

---
Artikel:
Onbederf'lijk Versus voetbal
Editie: november 2004

---
Artikel:
Het Stadskrantstatendebat Editie: februari 2011

---
Artikel:
Editie: juli 2013

---

--==Architect Wim Kol gelauwerd met Karel de Groteprijs==--
Een bescheiden man die van schijnwerpers houdt

Wim Kol bruist met zijn 68 jaar nog van de ideeën. Op 24 maart ontvangt hij voor zijn oeuvre de Karel de Groteprijs, de culturele prijs van Nijmegen. “De prijs nodigt me uit me te etaleren, me te manifesteren.”

door Job van der Meer

De Karel de Groteprijs bestaat sinds 1954 en wordt om het jaar uitgereikt aan een kunstenaar die de Nijmeegse cultuur verrijkt. Eerder werden de dichter H.H. ter Balkt (1997) en beeldend kunstenaars Robert Terwindt (1999) en Nel Linssen (2001) onderscheiden met de Karel de Groteprijs, die bestaat uit 4500 euro en een oorkonde.

Uit het juryrapport: “Kol is een breed georiënteerde, boeiende persoonlijkheid, gekenmerkt door spiritualiteit, originaliteit en durf. Zijn idealen en ideeën over architectuur geven hem een persoonlijke stijl, die zich uit in liefde voor detail, een uitgesproken kleurkeuze, en het verweven van architectuur en beeldende kunst”.
Wim Kol: “Een mens ligt het prettigst in een kuil op het strand.”
foto: Jan Lintsen

“Met de Karel de Groteprijs voel ik me vereerd. Mijn eerste gedachte was: heb ik dat wel verdiend? Daarna volgde blijdschap en meteen daarop: oh, dan kan ik wat zeggen voor een groot publiek. Het biedt me de mogelijkheid iedereen te laten zien wat ik nog allemaal van plan ben. De eer dat op de prijsuitreiking mensen luisteren naar ideeën over mijn toekomst lijkt me heel bijzonder. Ondanks mijn leeftijd ben ik nog lang niet klaar, dus de prijs dekt niet mijn hele oeuvre. Die nieuwe ideeën geven me nog het meeste plezier.”

Het heeft iets vals om bescheiden te doen terwijl ik het inwendig niet ben, maar als je erg in jezelf gelooft, sluit je mensen buiten. Ik wil juist iedereen uitnodigen om aan mijn proces deel te nemen. Heel lang had ik er moeite mee te zeggen dat ik architect ben. Architect leek mij zo’n belangrijk beroep dat ik dacht: ‘dat haal ik nooit’ en zoiets belangrijks hoefde ik ook niet. Maar mijn bescheidenheid is misschien een rooms ingebakken hovaardij. Ik sta graag op de voorgrond. Dat ik me door dit gesprek even de beste architect van Nederland voel, is van een geruststellende stommiteit, want ik weet wat ik beteken in een discussie.”

Door deze prijs krijg ik de gelegenheid om de gemeente Nijmegen nog een poepie te laten ruiken, al verwacht ik niet dat ze mijn mening ter harte nemen. Ik betreur het dat het gemeentebestuur geen consistente gedachte heeft over de inrichting van de stad. Er hebben twee belangrijke architecten in Nijmegen gewerkt: Van Berkel, van het Valkhofmuseum, en Soeters, van het Mariënburgplein. Van Berkel zoekt naar de verbeelding van onze levenswijze over twintig jaar. Soeters vindt dat we de dingen die we van vroeger goed vinden, gewoon zo moeten blijven doen. Daar voegt hij nieuwe dingen aan toe. De keuze voor Soeters vind ik een goede, maar neem er dan geen architect als Van Berkel bij die zegt fuck de context. Als je eenmaal zo’n embrace-the-context-architect als Soeters in de arm neemt, dan moet je een paar honderd meter verder niet een ander zijn gang laten gaan. Het gemeentebestuur neemt als uitgangspunt dat Nijmegen een hart moet hebben, maar zo snij je de stad in stukken. Bovendien is het plein voor het Valkhofmuseum amper klaar of men wil het al weer aanpakken.”

Kolenboer

Appartementengebbouw"Vondelpoort" hoek vondelstraat/ ArendNoorduynstraat.
fotos: Jan Lintsen
“Het besluit om architect te worden nam ik pas op mijn 22ste, toen ik voor ontwikkelingshulp in Burkina Faso zat. Daarvoor was ik timmerman. Als jongetje van twaalf timmerde ik al tafeltjes en stoeltjes. Het zat er gewoon in. Mijn moeder liet me vrij in wat ik wilde. Dat ik in de bouw ging werken vond ze goed en ze was trots toen ik later een leuk baantje kreeg als tekenaar bij een architect. Ze zag me liever voor een gulden werken bij een architect dan bij een aannemer voor een tientje. Ze wilde dat ik me ontwikkelde.”


Ik kom uit een, voor die tijd klein, katholiek gezin in het protestantse Haarlem. Ik heb een broer en een zus. Mijn moeder vond dat je niet meer kinderen moest nemen als je niet voor ze kon zorgen en ik bewonder die eigenheid. Een sterk mens. Mijn vader overleed toen ik elf was. Hij was kolenboer en ook op hem ben ik trots. Hij stond om vier uur ’s ochtends op en mijn oudere broer mocht mee. Aan die oude zou ik nou nog willen vragen: ‘goh pa, wat vind je nou eigenlijk van mij, vind je me niet een gladde rakker in vergelijking met jou?’ Ik weet niet of ik op mijn vader lijk, ik denk het niet. Wat zou ik nog graag die ruwheid en oprechtheid van hem willen ervaren.”

Na mijn vaders dood leidde mijn moeder een afgeschermd bestaan. Ze nam weinig deel aan het sociale leven. Er gebeurde nooit iets onverwachts, terwijl bij mij het onvoorziene en die buitenwereld juist een belangrijke rol spelen. Ze houden me scherp. Het leuke van mijn vak is juist dat je iets kan doen met wat er in de maatschappij gebeurt. Het irriteert me dat architecten dat zo weinig doen. Zelf heb ik dat ook lang nagelaten en dat neem ik mezelf kwalijk. Je zit in dit beroep snel in een ivoren toren. In het gevecht met je ontwerp gebeurt zo veel dat alles wat er buiten gebeurt er niet meer toe doet. Ik vind het vak spannend. Het is net als het lezen van een boek. Je vergeet dat je de soep op had gezet.”

Het houdt mij wel bezig, die buitenwereld. In Afrika bouwde ik een kerk en voor mijn gevoel deed ik aan ontwikkelingshulp, maar de mensen daar dachten er anders over. ‘Ga naar huis’, zeiden ze. ‘Turn je regering en vakbonden om dat ze garantieprijzen geven voor onze grondstoffen. Daar hebben we meer aan dan dat jij hier een beetje in je korte broek kerken neerzet’. In 1980 maakte ik een huis op zonne-energie. Daarvan dacht ik: nu ga ik Nederland laten zien hoe het moet. Je hebt niets nodig, geen gaskraan, niets. Jij, aarde, hemel. Dat is anarchistisch, want je hebt geen toeleveringsbedrijf meer nodig. Je bent geheel zelfvoorzienend. Er bleek echter geen werk in te vinden, dus ging ik toch weer mee met de stroom.”

Wim Kol is onder meer bekend van Vondelpoort (het appartementencomplex op de hoek Vondelstraat en Arend Noorduijnstraat) en stadsvernieuwingsprojecten in Cuijk en Wijchen.
1936 - geboren te Haarlem
1947 - vader overleden
1950 - 1958 werkzaam bij architectenbureaus als tekenaar
1958 - 1960 In Afrika als vrijwilliger voor de katholieke arbeidersjeugd
1960 - 1970 werkzaam bij architectenbureaus en als fabrieksarchitect
1968 - getrouwd, verhuisd naar Cuijk
1970 - geboorte dochter, eigen bureau als zelfstandig architect
1976 - Academie voor Bouwkunst in Arnhem
1993 - verhuisd naar Nijmegen
Kol is lid van het Architectuur Centrum Nijmegen (ACN). Zijn verbindende rol in het praten over architectuur met andere architecten was voor de gemeente reden om het advies van de commissie hem de Karel de Groteprijs toe te kennen, over te nemen.

Winterjas

“Een stijl heb ik niet echt, eerder een levenshouding. Een mens ligt het prettigst in een kuil op het strand, met zijn rug in het warme zand, kijkend naar de lucht. De mens is aardgebonden en zoekt een vorm van geestelijk contact met de kosmos. Als architect kan je daar eigenlijk niets mee, al is het wel mijn basishouding. Iemand maakt een vreugdesprong, maakt zich even los van de aarde. Dat probeer ik in mijn architectuur uit te drukken. Bij het ontwerpen van een appartement is de aarde het zware voetstuk en de lucht de lichte dakopbouw. Het is een basisgedachte over hoe de mens zich prettig voelt en ik zoek naar middelen om dat te vertalen.”

Ze zeggen weleens, hij lult mooier dan dat hij werkt. Dat doe ik ook, want ik wil wel veel, maar zit altijd vast aan een opdrachtgever en moet voor een bepaalde prijs bouwen. Kijk, ik heb drie zorgen: mijn filosofie, dat ik daarin blijf geloven, én ervoor zorgen dat mensen het gebouw fijn vinden - ook al vinden ze mijn filosofie niet interessant. Mijn strijd gaat tussen het maken van mooie dingen en het goed omgaan met de beperkingen die opdrachtgevers opleggen. Het laatste is eigenlijk belangrijker, maar soms vergeet ik dat even. Dan wil ik mooie dingen maken.”

In de komende jaren wil ik weer terug naar het kunstenaarschap en het idealisme. Ik wil weer mijn eigen vragen beantwoorden. Als architect ben ik een gebonden kunstenaar, want mijn vraag komt van de opdrachtgever. De echte kunstenaar stelt zichzelf vragen en probeert die te beantwoorden. Daarnaast heb ik op dit moment in mijn atelier stagiaires uit Peru, Afghanistan en Irak. Ze zijn architect, werktuigbouwkundige of bouwkundige. Ze zitten bij mij om Nederlands te leren en om zich te oriënteren op de Nederlandse bouw. Ik kan hun leermeester zijn, wat ik leuk vind om te doen. Misschien klinkt het onbescheiden, maar het zou mooi zijn als dit een ontmoetingsplek wordt voor architectuur.

Wat ik met het prijzengeld ga doen? Rem Koolhaas zei in 1986 bij de uitreiking van de Maaskantprijs dat hij er een winterjas voor ging kopen. Het is misschien flauw om dat te herhalen dus je mag opschrijven dat ik hoop mijn lievelingswens te vervullen. Dat is drie maanden in een klein Italiaans stadje doorbrengen met mijn vrouw.”

 

Webmaster: Joris Teepe